Hieronder wordt het wettelijk kader nader toegelicht. Het bestaat uit de onderdelen:
– Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit voor bedrijven)
– Besluit lozing afvalwater huishoudens
– De Regeling lozing afvalwater huishoudens (Ministeriële regeling) en
– Het Bouwbesluit (i.p.v. gemeentelijke Bouwverordening)
Onder de kop De Samenhang in Detail worden de onderdelen nog eens apart toegelicht.
Onder Nota´s en Wetteksten vindt u de originele wetteksten.
Hieronder wordt het geheel kort samengevat:

Wet milieubeheer
De gemeentelijke verplichtingen ten aanzien van de verspreide afvalwaterlozingen zijn vastgelegd in het hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet Milieubeheer. Een belangrijk artikel is het zorgplicht artikel 10.33 dat door de Wet gemeentelijke watertaken vanaf 2008 enigszins werd gewijzigd:
1. De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een vuilwaterriool naar een inrichting als bedoeld in art. 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
2. In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een inrichting als bedoeld in het eerste lid kunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen in beheer bij een gemeente, waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, indien met die systemen blijkens het gemeentelijk rioleringsplan eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt.
3. Op verzoek van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten in het belang van de bescherming van het milieu ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor:
a. een gedeelte van het grondgebied van de gemeente, dat gelegen is buiten de bebouwde kom;
b. een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 i.e. wordt geloosd.
Het komt er op neer dat een gemeente moet rioleren (art 1), maar dat andere systemen ook mogen (art 2) en dat de gemeente ontheffing kan krijgen voor de plicht van art 1. Nieuw in deze tekst is dat het om “stedelijk afvalwater” gaat. De definitie is: huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden.
Voorheen was het “afvalwater”, dat was een veel ruimer begrip waardoor de gemeente al het aangeboden afvalwater moest afvoeren.
Een aanvraag voor de ontheffing van de zorgplicht c.f. art 10.33.1 wordt door Gedeputeerde Staten van de betreffende provincie beoordeeld. Indien de gemeente ontheffing van de zorgplicht heeft verkregen voor een deel van haar grondgebied, dan hoeft de gemeente niets meer te doen met betrekking tot de zorgplicht. In elke provincie is een ander ontheffingenbeleid ontwikkeld. In het algemeen kan gesteld worden dat steeds gezocht is naar een uit milieuoverwegingen aanvaardbare oplossing, waarbij de kosten zo laag mogelijk gehouden worden. Deze oplossing moet vanzelfsprekend passen in de kaders van de regelgeving. In grote lijnen komt het provinciaal ontheffingen beleid steeds neer op een omslagbedrag dat de grens vormt tussen doelmatig rioleren en niet meer doelmatig rioleren.
Het Besluit lozing afvalwater huishoudens
Het Besluit vervangt de “oude” lozingenbesluiten uit de jaren ´90. Het richt zich uitsluitend op het afvalwater uit huishoudens. Dat is dus iets anders dan huishoudelijk afvalwater dat ook vrij kan komen bij bedrijven. Bij deze lozingen va huishoudelijk afvalwater vanuit bedrijven gelden de activiteiten besluiten.
Het Besluit omvat de lozingen in de bodem en op het oppervlaktewater.
In art. 7, 8 en 9 gaat het over lozen in de bodem. Art. 7 gaat over het lozingverbod.
art 7.1 Huishoudelijk afvalwater wordt niet op of in de bodem geloosd indien de afstand tot het dichtsbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt.
art 7.2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de afstand berekend :
a. vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het huishoudelijk afvalwater vrijkomt: en
b. langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.
Art 8 gaat over de lozing die niet verboden is omdat het riool te ver weg is.
art 8.1 Voorafgaand aan het lozen op of in de bodem wordt huishoudelijk afvalwater door een zuiveringsvoorziening geleid.
art 8.2 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de zuiveringsvoorziening, bedoeld in het eerste lid.
Art 9 gaat over de infiltratievoorziening ná de septictank.
Art 9.1 Lozen op of in de bodem vindt plaats door middel van een infiltratievoorziening.
Art 9.2 Bij regeling van onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de infiltratievoorziening, bedoeld in het eerste lid.
Kortom: er mag niet op de bodem geloosd worden binnen 40 m. van het riool, daarbuiten wel mits het water via een zuiveringsvoorziening wordt geleid, aangevuld met een infiltratievoorziening. Beide worden beschreven in de Regeling lozing afvalwater huishoudens.
Art. 10 en 11 gaat het over lozingen op het oppervlaktewater, ook hier geldt: lozen is verboden tenzij het riool (of iets anders waarop aangesloten kan worden) te ver verwijderd is.
Art. 10.1 Huishoudelijk afvalwater wordt niet in het oppervlaktewater geloosd indien de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt.
Art.10.2 (zie 7.2)
Art. 11.1 Voorafgaand aan het lozen in het oppervlaktewater wordt huishoudelijk afvalwater door een zuiveringsvoorziening geleid.
Art. 11.2 Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden regels gesteld met betrekking tot de zuiveringsvoorziening, bedoeld in het eerste lid.
Art 11.3 Het bevoegd gezag kan, bij lozen in andere oppervlaktewateren dan oppervlaktewateren die op grond van art 1.7, eerste lid , onderdeel b, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer zijn aangewezen, indien het belang van de bescherming van het milieu daartoe noodzaakt in afwijking van de regels bedoeld in het tweede lid bij maatwerkvoorschrift bepalen dat het huishoudelijk afvalwater door een aangegeven zuiveringsvoorziening dient te worden geleid.
Art 11.4 In afwijking van de regels , bedoeld in het tweede lid, kan het bevoegd gezag, indien het belang van de bescherming van het oppervlaktewater zich daartegen niet verzet, op een daartoe strekkende aanvraag voor een door hem vast te stellen termijn bij maatwerkvoorschrift het lozen toestaan:
a. door middel van een minder vergaande zuiveringsvoorziening; of
b. zonder een zuiveringsvoorziening
art 11.5 Een toestemming als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, blijft achterwege, indien niet binnen een afzienbare periode alsnog op het vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk wordt aangesloten.
In 10 en 11 staat dus dat lozen op het oppervlaktewater verboden is, tenzij het riool te ver verwijderd is. Dan moet er een voorgeschreven voorziening komen. Er wordt verwezen naar de Regeling lozing afvalwater huishoudens, daarin wordt de septictank beschreven. Art. 11.3 verwijst naar andere wateren dan wateren zonder bijzondere bescherming, dus water met een bijzondere bescherming. In die gevallen mag het bevoegd gezag een ander systeem dan de septictank voorschrijven. Volgens 11.4 mag het bevoegd gezag ook een mindere voorziening accepteren, bv. een septictank van 3.000 liter, of zelfs genoegen nemen met een vrije lozing. Dat laatste mag alleen als er binnenkort een aansluiting plaatsvindt.
Regeling lozing afvalwater huishoudens
Deze regeling vervangt de bij de oude lozingenbesluiten behorende uitvoeringsregeling voor de septictank en de infiltratievoorziening. Dit oude pakket was nogal omvangrijk, maar is teruggebracht tot minder dan 1 A4. De gedetailleerde beschrijving van de septictank is vrijwel identiek gebleven, dus 3 kamers en 6.000 ltr inhoud. Dit middelvoorschrift geldt alleen als de tank voor 1-1-2009 is geplaatst. Daarna wordt het EU voorschrift gevolgd van de norm NEN EU 12566-1 (zie certificering). De voorgaande beschrijving van de infiltratievoorziening die behoorde bij het lozingenbesluit bodembescherming was geen succes, vrijwel niemand paste hem toe en er werd niet gehandhaafd. In de nieuwe regeling zijn er slechts 40 woorden aan gewijd, het komt er op neer dat het water goed moet wegkomen, maar niet direct in het grondwater mag komen, dat er geen hinder veroorzaakt mag worden en de volksgezondheid niet geschaad wordt.
In de praktijk gaat het bij de infiltratievoorziening nog wel eens fout, te klein gedimensioneerde infiltratievoorzieningen raken al snel verstopt. Benadeelde burgers konden met het oude voorschrift hun leverancier nog wel eens onder druk zetten. Dat zal met dit ruim geformuleerde voorschrift niet zo makkelijk meer gaan. Een advies is: zorg voor een ruim bemeten infiltratievoorziening van 15-30 m2 infiltratieoppervlakte, zorg dat er voldoende verticale afstand is tot het grondwater. Vaak is het verstandig de infiltratievoorzierning iets verhoogd aan te leggen en het water via een pompput en pomp aan te voeren.
De bouwverordening
De Vereniging Nederlandse gemeenten heeft in 1992 een modelbouwverordening opgesteld. Hierop komen regelmatig wijzigingen of aanvullingen, men werkt inmiddels met de elfde of twaalfde variant. Dit model wordt niet door elke gemeente integraal overgenomen, check daarom altijd de gemeentelijk bouwverordening. Er wordt verwezen naar het Bouwbesluit, dat is wel een algemeen geldend voorschrift.
In de bouwverordening staat de aansluitplicht beschreven.
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
1 De in artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool. Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid:
a in delen van de gemeente waarin geen openbare riolering aanwezig is;
b voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd.
2 Op aanwijzing van het bouwtoezicht wordt bepaald:
a op welke plaats en op welke hoogte de voor het maken van de aansluiting noodzakelijke leiding de gevel van het gebouw, dan wel de grens van het erf of terrein moet kruisen;
b of er al dan niet voorzieningen in die aansluitleiding moeten worden tussengeschakeld ter voorkoming van het terugvloeien van afvalwater, faecaliën en hemelwater, ingeval de leiding te laag gelegen is om op natuurlijke wijze op het openbaar riool te lozen.
3 Op aanwijzing van het bevoegd gezag krachtens de Wet milieubeheer moet worden bepaald of er al dan niet voorzieningen in de bedoelde aansluitleiding moeten worden tussengeschakeld ter verzekering van de goede werking of de goede staat van het openbaar riool, dan wel ter voorkoming van hinder voor andere aangeslotenen aan het openbaar riool, ingeval de hoeveelheid of de aard van de af te voeren stoffen daartoe aanleiding geeft.
4 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien afvoer op een andere wijze zonder verontreiniging van water, bodem of lucht mogelijk is:
a voor bouwwerken die op een grotere afstand dan 40 m van een openbaar riool zijn gelegen;
b voor agrarische bedrijven.
Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
1 De in artikel 3.36 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de eventueel in of aan bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.6, op een doeltreffende wijze zijn aangesloten aan een openbaar riool.
2 Niet van toepassing is het gestelde in het eerste lid:
a in delen van de gemeente waarin geen openbare riolering aanwezig is;
b op bouwwerken die op een grotere afstand dan 40 m van een openbaar riool zijn gelegen;
c voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd;
d op agrarische bedrijven waarin de faecaliën voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt en een daartoe voldoende ruime gier- of beerput aanwezig is.
(Geert Bril, januari 2018)